Übersetzungen für „bomgordel“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

gor·del <gordel|s> [ɣɔrdəl] SUBST m

1. gordel:

gordel (riem, ceintuur)

Gürtel m

gordel (riem, ceintuur)

Riemen m

gordel (breed, ook veiligheidsgordel)

Gurt m

een leren gordel

ein Ledergürtel

de gordel omdoen AUTO

sich anschnallen

2. gordel (middel):

gordel

Gürtellinie f

een stoot onder de gordel ook übtr

ein Schlag unter die Gürtellinie

3. gordel (kring van voorwerpen):

gordel

Kranz m

4. gordel aardr.:

gordel

Gürtel m

gordel

Zone f

volg·or·de <volgorde|n, volgorde|s> [vɔlxɔrdə] SUBST f

volgorde

Reihenfolge f

volgorde

Abfolge f

in alfabetische volgorde

in alphabetischer Reihenfolge

in [o. op ] volgorde leggen

der Reihenfolge nach hinlegen

in volgorde van grootte

der Größe nach

mooi op volgorde

schön der Reihe nach

heup·gor·del <heupgordel|s> [høpxɔrdəl] SUBST m (veiligheidsriem)

heupgordel

Hüftgurt m

aard·gor·del <aardgordel|s> [artxɔrdəl] SUBST m

aardgordel

Klimazone f

aardgordel

Klimagürtel m

au·to·gor·del <autogordel|s> [ɑutoɣɔrdəl, otoɣɔrdəl] SUBST m

autogordel

Sicherheitsgurt m

de autogordel vastmaken

sich anschnallen