Niederländisch » Deutsch

dwars·straat <dwars|straten> [dwɑrstrat] SUBST f

dwars·balk <dwarsbalk|en> [dwɑrzbɑlk] SUBST m

dwars·kop <dwarskop|pen> [dwɑrskɔp] SUBST m

dwars·beuk <dwarsbeuk|en> [dwɑrzbøk] SUBST m

dwars·bo·men <dwarsboomde, h. gedwarsboomd> [dwɑrzbomə(n)] VERB trans

dwars·fluit <dwarsfluit|en> [dwɑrsflœyt] SUBST f

krul·tang <krultang|en> [krʏltɑŋ] SUBST f

dwang [dwɑŋ] SUBST m geen Pl

2. dwang (pathologisch verschijnsel):

Zwang m

dwars <dwarse, dwarser, meest dwars> [dwɑrs] ADJ

2. dwars (scheef, onregelmatig):

3. dwars (onhandelbaar):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski