Übersetzungen für „eindverhandeling“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ver·ˈhan·deln¹ VERB trans

1. verhandeln (aushandeln):

verhandeln

onderhandelen

verhandeln

beraadslagen

eine Angelegenheit mit jdm verhandeln

over een kwestie met iem beraadslagen

2. verhandeln JUR:

verhandeln

behandelen

un·ter·ˈhan·deln [ʊntɐˈhandl̩n] VERB intr POL

unterhandeln

onderhandelen

ˈein·han·deln VERB trans ugs

einhandeln

(door handel [o. ruiling] ) verkrijgen [o. verweren]

sich Dat etw einhandeln (Problem)

zich iets op de hals halen

sich Dat etw einhandeln (Krankheit)

iets opdoen [o. oplopen]

Zugeständnisse einhandeln

concessies weten te bereiken

ˈEin·dring·ling <Eindringlings, Eindringlinge> [ˈ͜aindrɪŋlɪŋ] SUBST m

Eindringling

indringer

ˈEin·zel·han·del SUBST m

Einzelhandel

detailhandel

Einzelhandel

kleinhandel

her·ˈun·ter·han·deln VERB trans ugs

herunterhandeln

afdingen

herunterhandeln

afpingelen

zu·ˈwi·der·han·deln VERB intr geh

zuwiderhandeln

handelen in strijd met

zuwiderhandeln

overtreden

ˈein·drin·gen VERB intr

1. eindringen (vordringen):

eindringen

indringen

eindringen

binnendringen

eindringen

doordringen

in die Zusammenhänge eindringen

het onderling verband doorgronden [o. (door)zien]

2. eindringen MILIT (bestürmen):

eindringen

(zich) indringen

eindringen

binnendringen

eindringen

binnenvallen

3. eindringen (bedrängen):

eindringen

in het nauw brengen

eindringen

bedreigen

ˈein·dring·lich ADJ

eindringlich

zeer nadrukkelijk

eindringlich

krachtig

eindringlich

opvallend

ˈein·drän·gen VERB intr (bedrängen)

eindrängen

afkomen [o. afstormen] (op)

eindrängen

bestormen

die Fans drängten auf ihn ein

de fans bestormden hem