Übersetzungen für „gehaastheid“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·hecht·heid <gehecht|heden> [ɣəhɛxthɛɪt] SUBST f

gehechtheid

Anhänglichkeit f

gehechtheid

Zuneigung f

ge·rust·heid <gerust|heden> [ɣərʏsthɛɪt] SUBST f

1. gerustheid (onbezorgdheid):

gerustheid

Vertrauen nt

2. gerustheid (ongestoorde kalmte):

gerustheid

Ruhe f

3. gerustheid (geruststelling):

gerustheid

Beruhigung f

trek·vast·heid [trɛkfɑsthɛit] SUBST f geen Pl

trekvastheid

Zugfestigkeit f

vast·heid [vɑsthɛɪt] SUBST f geen Pl

vastheid

Festigkeit f

vastheid (zekerheid)

Sicherheit f

be·wust·heid [bəwʏsthɛit] SUBST f geen Pl

1. bewustheid (besef):

bewustheid

Bewusstheit f

bewustheid

Bewusstsein nt

2. bewustheid (bezit van vol besef):

bewustheid

Bewusstsein nt

be·slist·heid [bəslɪsthɛɪt] SUBST f geen Pl

beslistheid

Entschiedenheit f

beslistheid

Entschlossenheit f

ge·haast¹ [ɣəhast] SUBST nt geen Pl

gehaast

Hast f

gehaast (jachtig)

Gehetze nt

dat was me een gehaast om bijtijds thuis te komen

wir mussten uns aber hetzten, um rechtzeitig nach Hause zu kommen! ugs