Übersetzungen für „milieuminister“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Pre·ˈmier·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Premierminister(in)

premier m en f

Premierminister(in)

minister-president(minister-presidente) m (f)

ˈAu·ßen·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Außenminister(in)

minister van Buitenlandse Zaken(vrouwelijke minister van Buitenlandse Zaken) m (f)

ˈKul·tus·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Kultusminister(in)

minister van Onderwijs en Cultuur(vrouwelijke minister van Onderwijs en Cultuur) m (f)

ˈBun·des·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Bundesminister(in)

federaal minister m en f

Bundesminister(in)

bondsminister m en f

Fi·ˈnanz·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Finanzminister(in)

minister van Financiën m en f

Jus·ˈtiz·mi·nis·ter (-mi·nis·te·rin) SUBST m (f)

Justizminister (-mi·nis·te·rin)

minister van Justitie

ˈStaats·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Staatsminister(in)

(staats)minister(vrouwelijke (staats)minister) m (f)

Ver·ˈtei·di·gungs·mi·nis·ter(in) SUBST m(f)

Verteidigungsminister(in)

minister van Defensie m en f

Mi·ˈnis·ter(in) <Ministers, Minister> [miˈnɪstɐ] SUBST m(f) POL

Minister(in)

minister(vrouwelijke minister) m (f)

der Minister des Äußeren

de minister van Buitenlandse Zaken

der Minister ohne Geschäftsbereich

de minister zonder portefeuille

EU-Mi·ˈnis·ter(in) SUBST m(f)

EU-Minister(in)

EU-minister m en f