Übersetzungen für „mistboog“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

mast·boom <mast|bomen> [mɑstbom] SUBST m

1. mastboom (den):

mastboom

Kiefer f

2. mastboom (paal):

mastboom

Mast m

mastboom

Mastbaum m

mist·hoorn <misthoorn|s> [mɪsthorn] SUBST m

misthoorn

Nebelhorn nt

mis·troos·tig <mistroostige, mistroostiger, mistroostigst> [mɪstrostəx] ADJ

1. mistroostig:

mistroostig (personen)

niedergeschlagen

mistroostig (stemming)

missmutig

2. mistroostig (zaken):

mistroostig

trüb(e)

mistroostig

trübselig

mistroostig weer

trübes Wetter

mist·bank <mistbank|en> [mɪstbɑŋk] SUBST f

mistbank

Nebelbank f

mis·tig <mistige, mistiger, mistigst> [mɪstəx] ADJ

1. mistig (nevelig):

mistig

neblig

2. mistig übtr:

mistig (vaag)

nebelhaft

mistig (persoon)

ungreifbar

mistige omstandigheden

nebelhafte Umstände Pl

mis·tle·toe [mɪsəlto] SUBST m geen Pl

mistletoe

Mistel f

kerst·boom <kerst|bomen> [kɛrstbom] SUBST m

kerstboom

Weihnachtsbaum m

kerstboom

Tannenbaum m

de kerstboom optuigen

den Weihnachtsbaum schmücken

mis·ge·boor·te <misgeboorte|n> [mɪsxəbortə] SUBST f

1. misgeboorte (miskraam):

misgeboorte

Fehlgeburt f

2. misgeboorte (niet-levensvatbaar kind):

misgeboorte

Missgeburt f

mist·lamp <mistlamp|en> [mɪstlɑmp] SUBST f

mistlamp

Nebelscheinwerfer m

el·le·boog <elle|bogen> [ɛləbox] SUBST m

elleboog

Ellbogen m

elleboog (rechthoekige ombuiging)

Knie nt

hij heeft het achter zijn ellebogen übtr

er hat es faustdick hinter den Ohren

zijn ellebogen gebruiken [o. met de ellebogen werken ] ook übtr

seine Ellbogen gebrauchen

zijn elleboog stoten

sich Dat den Ellbogen stoßen

knie·boog SUBST m

knieboog → knieholte

Siehe auch: knieholte

knie·hol·te <knieholte|n, knieholte|s> [knihɔltə] SUBST f

knieholte

Kniekehle f

knieholte

Kniebeuge f

mis·tel <mistel|s> [mɪstəl] SUBST m

mistel

Mistel f

mis·ten <mistte, h. gemist> [mɪstə(n)] VERB unpers ww

misten

nebeln

misten

neblig sein

mis·oogst <misoogst|en> [mɪsoxst] SUBST m

misoogst

Missernte f

post·bo·de <postbode|n, postbode|s> [pɔstbodə] SUBST m

postbode

Postbote m

postbode

Briefträger m