Niederländisch » Deutsch

op·kik·ke·ren1 <kikkerde op, h. opgekikkerd> [ɔpkɪkərə(n)] VERB trans (opmonteren)

op·krik·ken <krikte op, h. opgekrikt> [ɔpkrɪkə(n)] VERB trans

1. opkrikken (met een krik omhoogbrengen):

op·kij·ken <keek op, h. opgekeken> [ɔpkɛikə(n)] VERB intr

1. opkijken (naar omhoog kijken):

op·kik·ker·tje <opkikkertje|s> [ɔpkɪkərcə] SUBST nt (borrel)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski