Übersetzungen für „ruggenprik“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

rug·ge·spraak [rʏɣəsprak] SUBST f geen Pl

ruggespraak

Rücksprache f

ruggespraak met iem houden

mit jdm Rücksprache halten

rug·gen·graat <ruggen|graten> [rʏɣə(n)ɣrat] SUBST f

ruggengraat

Rückgrat nt

ruggengraat (wervelkolom; ook)

Wirbelsäule f

de ruggengraat breken

sich Dat das Rückgrat brechen

iem met ruggengraat

jd mit Rückgrat

rug·gen·merg [rʏɣə(n)mɛrx] SUBST nt geen Pl

ruggenmerg

Rückenmark nt

pok·ken·prik <pokkenprik|ken> [pɔkə(n)prɪk] SUBST m

pokkenprik

Pocken(schutz)impfung f

rug·gen·steun [rʏɣə(n)støn] SUBST m geen Pl

1. ruggensteun:

ruggensteun (steun in de rug)

Rückenstütze f

ruggensteun (leuning)

Rückenlehne f

2. ruggensteun:

ruggensteun (hulp)

Rückhalt m

ruggensteun (morele steun)

Rückenstärkung f

iem ruggensteun geven

jdm das Rückgrat stärken

spel·den·prik <speldenprik|ken> [spɛldə(n)prɪk] SUBST m

1. speldenprik (prik met een speld):

speldenprik

Nadelstich m

2. speldenprik (hatelijke opmerking):

speldenprik

Nadelstich m

speldenprik

Stichelei f

speldenprik

Seitenhieb m

iem speldenprikken geven

jdm Nadelstiche versetzen

iem speldenprikken geven

gegen jdn sticheln

mug·gen·steek <muggen|steken> [mʏɣə(n)stek] SUBST m

muggensteek

Mückenstich m