Übersetzungen für „spierziekte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

sui·ker·ziek·te [sœykərziktə] SUBST f geen Pl

suikerziekte

Zuckerkrankheit f

suikerziekte

Zucker m ugs

aan suikerziekte lijden

an Diabetes leiden

aan suikerziekte lijden

zuckerkrank sein

dui·kers·ziek·te [dœykərsiktə] SUBST f geen Pl

duikersziekte

Taucherkrankheit f

duikersziekte

Caissonkrankheit f

kin·der·ziek·te <kinderziekte|n, kinderziekte|s> [kɪndərziktə] SUBST f ook übtr

kinderziekte

Kinderkrankheit f

zee·ziek·te [zeziktə] SUBST f geen Pl

zeeziekte

Seekrankheit f

huid·ziek·te <huidziekte|s, huidziekte|n> [hœytsiktə] SUBST f

huidziekte

Hautkrankheit f

spier·wit [spirwɪt] ADJ

1. spierwit:

spierwit (door en door wit)

schneeweiß

spierwit (door en door wit)

blütenweiß

spierwit (haar)

schlohweiß

2. spierwit (doodsbleek):

spierwit

leichenblass

spierwit

totenblass

spierwit

kreidebleich

spier·naakt [spirnakt] ADJ

spiernaakt

pudelnackt

spiernaakt

splitter(faser)nackt