Übersetzungen für „zwaardschede“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

zwaar·wich·tig <zwaarwichtige, zwaarwichtiger, zwaarwichtigst> [zwarwɪxtəx] ADJ

1. zwaarwichtig (gewichtig doende):

zwaarwichtig

gewichtig

2. zwaarwichtig (zwaarwegend):

zwaarwichtig

schwerwiegend

aard·schok <aardschok|ken> [artsxɔk] SUBST m

1. aardschok (aardbeving):

aardschok

Erdstoß m

2. aardschok (onverwachte gebeurtenis):

aardschok

Erdrutsch m

zwaar·moe·dig·heid [zwarmudəxhɛit] SUBST f geen Pl

zwaarmoedigheid

Schwermut f

zwaarmoedigheid

Schwermütigkeit f

mes·sche·de <messchede|n, messchede|s> [mɛsxedə] SUBST f

messchede

Messerscheide f

zwaar·moe·dig <zwaarmoedige, zwaarmoediger, zwaarmoedigst> [zwarmudəx] ADJ

zwaarmoedig

schwermütig

zwaarmoedig

melancholisch

een zwaarmoedige bui

ein Anfall von Schwermut

zwaar·be·la·den [zwarbəladə(n)] ADJ

zwaarbeladen

schwer beladen

zwaar·til·lend [zwartɪlənt] ADJ

zwaartillend

grüblerisch

zwaartillend zijn

alles schwernehmen

zwaar·we·gend [zwarweɣənt] ADJ

zwaarwegend

schwerwiegend

zwaai·deur <zwaaideur|en> [zwajdør] SUBST f

zwaaideur

Schwingtür f

zwaaideur

Pendeltür f

zwaai·licht <zwaailicht|en> [zwajlɪxt] SUBST nt

zwaailicht

Blaulicht nt

zwaard <zwaard|en> [zwart] SUBST nt ook scheepv.

zwaard

Schwert nt

wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard omkomen Sprichw

wer das Schwert nimmt, wird durch das Schwert umkommen

zwaar·te <zwaarte|n, zwaarte|s> [zwartə] SUBST f

1. zwaarte (gewicht):

zwaarte

Gewicht nt

ijzer zinkt door zijn zwaarte

Eisen sinkt aufgrund seines Gewichts

2. zwaarte (afmeting, omvang):

zwaarte

Stärke f

balken ter zwaarte van 28 cm

Balken mit einer Stärke von 28 cm

3. zwaarte (ernst):

zwaarte

Gewicht nt

zwaarte

Schwere f form

sche·de <schede|n, schede|s> [sxedə] SUBST f

1. schede (huls voor een lemmet):

schede

Scheide f

2. schede (vagina):

schede

Scheide f

3. schede plantk. (omkleding):

schede

Scheide f