Deutsch » Niederländisch

Übersetzungen für dijken im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ergebnis-Übersicht

ˈdie·nen: Intransitives Verb
ˈdie·len: Transitives Verb
ˈbi·ken: Intransitives Verb
ˈpi·ken: Transitives Verb
ˈden·ken: Intransitives Verb
ˈhin·ken: Intransitives Verb
ˈsin·ken: Intransitives Verb
ˈdich·ten: Transitives Verb
ˈdie·nern: Intransitives Verb

Meintest du vielleicht: sinken , hinken , denken , piken , biken , dielen , dienen , dienern und dichten

ˈdie·nen [ˈdiːnən] VERB intr

womit kann ich Ihnen dienen?

waarmee kan ik u van dienst zijn?

mit schönen Worten ist uns nicht gedient

met mooie woorden zijn we niet geholpen

ˈdie·len [ˈdiːlən] VERB trans

met planken bevloeren

ˈbi·ken [ˈb͜aikn̩] VERB intr SPORT

biken ugs

biken ugs

ˈpi·ken [ˈpiːkn̩] VERB trans ugs

ˈden·ken¹ <dachte, gedacht> [ˈdɛŋkn̩] VERB intr

1. denken (meinen):

denkste! ugs

dat had je gedacht!

gedacht, getan ugs

zo gezegd, zo gedaan

Denken ist Glückssache! ugs

dat had je gedacht!

2. denken (sich erinnern):

das geschieht schon, solange ich denken kann

dat gebeurt al zolang ik me kan herinneren

3. denken (beabsichtigen):

er denkt nur an seinen Vorteil

hij is alleen op eigen voordeel bedacht [o. denkt alleen maar aan eigen voordeel]

erst denken, dann handeln Sprichw

bezint eer ge begint

erst denken, dann handeln Sprichw

eerst denken, dan doen

ˈhin·ken [ˈhɪŋkn̩] VERB intr

1. hinken (das Bein nachziehen):

2. hinken übtr (nicht ganz zutreffen):

diese Verse hinken

deze verzen rammelen

ˈsin·ken <sank, gesunken> [ˈzɪŋkn̩] VERB intr

1. sinken:

sinken (niedersinken)

sinken (niedersinken)

sinken (abnehmen)

dalen

sinken (herabsinken)

sinken (herabsinken)

sie sank auf den [o. zu ] Boden

zij zonk ter aarde

sie sank auf den [o. zu ] Boden

zij zeeg op de grond

auf [o. in ] die Knie sinken

op de knieën neergaan

auf [o. in ] die Knie sinken

aufs/ins Bett sinken

op/in bed vallen

bei sinkender Nacht übtr

bij het vallen van de nacht

die Nacht sinkt über die Stadt übtr

de nacht valt over de stad

2. sinken (schwinden):

alle/die Hoffnung sinken lassen

alle/de hoop laten varen

alle/die Hoffnung sinken lassen

de hoop opgeven

3. sinken (versinken):

in Mutlosigkeit/Nachsinnen sinken

in moedeloosheid/overpeinzingen verzinken

ˈdich·ten¹ [ˈdɪçtn̩] VERB trans (dicht machen)

ˈdie·nern [ˈdiːnɐn] VERB intr abw

buigingen maken

onderdanig doen

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Deutsch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski