Übersetzungen für „overspringt“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈüber·sprin·gen¹ VERB intr unreg

überspringen SCHULE

overspringen

überspringen übtr a. (auslassen)

overslaan

zer·ˈsprin·gen VERB intr unreg

zerspringen (einen Sprung bekommen)

springen

zerspringen (zerbrechen)

exploderen

zerspringen (zerbrechen)

barsten

ich dachte, mein Kopf würde vor Schmerzen zerspringen geh übtr

ik dacht dat mijn hoofd van de pijn zou barsten

ˈvor·sprin·gen VERB intr unreg

1. vorspringen:

vorspringen

naar voren springen

vorspringen

tevoorschijn springen

2. vorspringen:

vorspringen

vooruitspringen

ver·ˈsprit·zen VERB trans

1. verspritzen:

verspritzen

(ver)spuiten

verspritzen

verstuiven

verspritzen

versproeien

2. verspritzen:

verspritzen

verspuiten

verspritzen

spuitend gebruiken

3. verspritzen:

verspritzen

volspatten

ver·ˈsprü·hen¹ VERB intr

versprühen

wegspatten

versprühen

wegspetteren

ˈal·ters·be·dingt ADJ

altersbedingt

bepaald door [o. verbonden met] [o. eigen aan] de (hoge) leeftijd

eine altersbedingte Krankheit

een ouderdomsziekte