Niederländisch » Deutsch

be·stra·len <bestraalde, h. bestraald> [bəstralə(n)] VERB trans

be·stra·ten <bestraatte, h. bestraat> [bəstratə(n)] VERB trans

be·stij·gen <besteeg, h. bestegen> [bəstɛiɣə(n)] VERB trans

be·strij·ken <bestreek, h. bestreken> [bəstrɛikə(n)] VERB trans

1. bestrijken (kunnen bereiken):

2. bestrijken (kunnen beschieten):

3. bestrijken (besmeren):

be·straf·fen <bestrafte, h. bestraft> [bəstrɑfə(n)] VERB trans

be·strooi·en <bestrooide, h. bestrooid> [bəstrojə(n)] VERB trans

be·stra·ting <bestrating|en> [bəstratɪŋ] SUBST f

1. bestrating (handeling):

2. bestrating (materiaal):

be·strij·den <bestreed, h. bestreden> [bəstrɛidə(n)] VERB trans

2. bestrijden (tegengaan):

3. bestrijden (vechten tegen):

be·ste·den <besteedde, h. besteed> [bəstedə(n)] VERB trans

1. besteden (inzetten voor een doel):

2. besteden (tijd):

be·ste·len <bestal, h. bestolen> [bəstelə(n)] VERB trans

be·stu·ren <bestuurde, h. bestuurd> [bəstyrə(n)] VERB trans

be·ste·ding <besteding|en> [bəstedɪŋ] SUBST f

1. besteding (tijd):

2. besteding (geld):

be·stel·len <bestelde, h. besteld> [bəstɛlə(n)] VERB trans

1. bestellen (laten komen):

3. bestellen (reserveren):

be·stui·ven <bestoof, h. bestoven> [bəstœyvə(n)] VERB trans

be·stem·men <bestemde, h. bestemd> [bəstɛmə(n)] VERB trans

be·ster·ven1 <bestierf, i. bestorven> [bəstɛrvə(n)] VERB intr

2. besterven (vlees):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski