Niederländisch » Deutsch

ont·wen·ning [ɔntwɛnɪŋ] SUBST f geen Pl

ont·wen·nen1 <ontwende, i. ontwend> [ɔntwɛnə(n)] VERB intr (afraken van)

ont·wer·pen <ontwierp, h. ontworpen> [ɔntwɛrpə(n)] VERB trans

en·ten <entte, h. geënt> [ɛntə(n)] VERB trans

1. enten (een ent op een boom bevestigen):

2. enten (entstof brengen in):

3. enten (bacteriën in een voedingsbodem brengen):

en·te·ren <enterde, h. geënterd> [ɛntərə(n)] VERB trans scheepv.

en·ter·haak <enter|haken> [ɛntərhak] SUBST m

uit·wei·den <weidde uit, h. uitgeweid> [œytwɛidə(n)] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski