Übersetzungen für „Küchendienst“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

bui·ten·dienst <buitendienst|en> [bœytə(n)dinst] SUBST m

buitendienst

Außendienst m

ploe·gen·dienst <ploegendienst|en> [pluɣə(n)dinst] SUBST m

ploegendienst

Schicht f

ploegendienst

Schichtarbeit f

ploegendienst

Schichtdienst m

in de ploegendienst werken

Schicht arbeiten

in de ploegendienst werken

im Schichtdienst arbeiten

loon·dienst [londinst] SUBST m geen Pl

loondienst

≈ Arbeitsverhältnis nt

in loondienst zijn

im Arbeitsverhältnis stehen

lijn·dienst <lijndienst|en> [lɛindinst] SUBST m

lijndienst

Liniendienst m

lijndienst

Linienverkehr m

pen·del·dienst <pendeldienst|en> [pɛndəldinst] SUBST m

pendeldienst

Pendeldienst m

een pendeldienst onderhouden

pendeln

ere·dienst <eredienst|en> [erədinst] SUBST m

1. eredienst (kerkdienst):

eredienst

Gottesdienst m

2. eredienst übtr:

eredienst

Kult m

uur·dienst <uurdienst|en> [yrdinst] SUBST m

uurdienst

≈ Stundentakt m

kerk·dienst <kerkdienst|en> [kɛrɡdinst] SUBST m (godsdienstoefening)

kerkdienst

Gottesdienst m

veer·dienst <veerdienst|en> [verdinst] SUBST m

veerdienst

Fährbetrieb m

be·stel·dienst <besteldienst|en> [bəstɛldinst] SUBST m

1. besteldienst (expeditieafdeling):

besteldienst

Versandabteilung f

2. besteldienst (expeditiebedrijf):

besteldienst

Spedition f

besteldienst

Speditionsfirma f

vrien·den·dienst <vriendendienst|en> [vrində(n)dinst] SUBST m

vriendendienst

Freundschaftsdienst m