Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Kräuselung“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

krau·wen: Verb
kras·sen: Verb
pau·se·lijk: Adjektiv und Adverb
kra·ken: Verb
kraai·en: Verb
krab·bel: Nomen
krab·ben: Verb
kra·keel: Nomen

Meintest du vielleicht: krassen , krauwen , krakeel , krabben , krabbel , kraaien , kraken und pauselijk

krau·wen <krauwde, h. gekrauwd> [krɑuwə(n)] VERB trans

kras·sen¹ <kraste, h. gekrast> [krɑsə(n)] VERB intr

1. krassen (schrapend geluid geven):

2. krassen (rauw keelgeluid geven):

het krassen van de kraaien

das Krächzen der Krähen

3. krassen:

krassen (schrappen maken)

krassen (zonder geluid strepen maken)

met een potlood krassen

mit einem Bleistift kritzeln

pau·se·lijk [pɑusələk] ADJ

kra·ken¹ <kraakte, h. gekraakt> [krakə(n)] VERB intr

1. kraken:

kraken (scherp geluid maken: botten, hout, schoenen, stem)

kraken (scherp geluid maken: hout, radio, telefoon)

kraken (scherp geluid maken: sneeuw, grind)

kraken (scherp geluid maken: ijs(schotsen))

zijn gewrichten kraken

es knackt [o. kracht] in seinen Gliedern

in al zijn voegen kraken

in allen Fugen krachen

een krakende stem

eine krächzende [o. schnarrende] [o. knarrende] Stimme

het vriest dat het kraakt

es friert Stein und Bein

2. kraken scheik.:

kraai·en <kraaide, h. gekraaid> [krajə(n)] VERB intr

1. kraaien (hanen):

voor het kraaien van de haan

vor Tagesanbruch

2. kraaien (kinderen):

quiek(s)en

oproer kraaien

zum Aufruhr hetzen

krab·bel <krabbel|s> [krɑbəl] SUBST f

1. krabbel (krab):

Kratzer m

2. krabbel (onduidelijk schriftteken):

Krakel m

3. krabbel (vluchtige schets):

(flüchtige) Skizze f

Notiz f

krab·ben¹ <krabde, h. gekrabd> [krɑbə(n)] VERB trans

zijn hoofd krabben

sich am Kopf kratzen

kra·keel <kra|kelen> [krakel] SUBST nt

1. krakeel (ruzie):

Krakeel m

2. krakeel (onenigheid):

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski