Niederländisch » Deutsch

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUBST m

wei·ge·ren1 <weigerde, h. geweigerd> [wɛiɣərə(n)] VERB intr

1. weigeren (niet functioneren):

2. weigeren (paardensport):

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] SUBST m

di·ri·ge·ren <dirigeerde, h. gedirigeerd> [diriɣerə(n)] VERB trans

ir·ri·ge·ren <irrigeerde, h. geïrrigeerd> [ɪriɣerə(n)] VERB trans

1. irrigeren (bevloeien):

2. irrigeren med. (uitspoelen):

irrigieren fachspr

re·di·ge·ren <redigeerde, h. geredigeerd> [rediɣerə(n)] VERB trans

1. redigeren (opstellen):

2. redigeren (redactie voeren van):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski