Übersetzungen für „ansteckendes“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

aan·ste·ken <stak aan, h. aangestoken> [anstekə(n)] VERB trans

1. aansteken (doen branden):

aansteken

anzünden

2. aansteken (besmetten):

aansteken

anstecken

aan·ster·ken <sterkte aan, i. aangesterkt> [anstɛrkə(n)] VERB intr

aansterken

sich erholen

on·be·ken·de¹ <onbekende|n> [ɔmbəkɛndə] SUBST m en f wisk.

onbekende

Unbekannte f

in·ste·ken <stak in, h. ingestoken> [ɪnstekə(n)] VERB trans

1. insteken (ergens in steken):

insteken

(hin)einstecken

een draad insteken

einen Faden einfädeln

hij steekt overal zijn neus in übtr

er steckt überall seine Nase hinein

2. insteken (met iets scherps):

insteken

einstechen

aan·ste·ker <aansteker|s> [anstekər] SUBST m

aansteker

Feuerzeug nt

aan·stel·len¹ <stelde aan, h. aangesteld> [anstɛlə(n)] VERB trans (in dienst stellen, nemen)

aanstellen

einstellen

aanstellen

anstellen

iem tot burgemeester aanstellen

jdn zum Bürgermeister einsetzen

aan·ste·ke·lijk <aanstekelijke, aanstekelijker, aanstekelijkst> [anstekələk] ADJ

aanstekelijk

ansteckend

geeuwen is aanstekelijk

Gähnen wirkt ansteckend

aanstekelijk lachen

auf ansteckende Weise lachen

aan·sto·ken <stookte aan, h. aangestookt> [anstokə(n)] VERB trans

1. aanstoken (aanwakkeren):

aanstoken

schüren

2. aanstoken (opruien):

aanstoken

aufstacheln

aanstoken

aufwiegeln

aan·staan·de² [anstandə] ADJ

1. aanstaande (eerstkomend):

aanstaande

nächste(r, s)

dinsdag aanstaande

(am) nächsten Dienstag

2. aanstaande:

aanstaande (toekomstig)

(zu)künftig

aanstaande (nog in opleiding)

angehend

de aanstaande burgemeester

der künftige Bürgermeister

aanstaande moeders

werdende Mütter

3. aanstaande (nabij in de tijd):

aanstaande

bevorstehend

de verlossing is aanstaande

die Entbindung steht bevor

uit·ste·kend [œytstekənt] ADJ

uitstekend

hervorragend

uitstekend

ausgezeichnet

van uitstekende kwaliteit

von ausgezeichneter [o. hervorragender] Qualität