Übersetzungen für „aufgekündigt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·kun·dig <onkundige, onkundiger, onkundigst> [ɔŋkʏndəx] ADJ

1. onkundig (iets niet kennend):

onkundig

nicht wissend

onkundig

nicht kennend

iem van iets onkundig laten [o. houden ]

jdn über etw Akk in Unkenntnis lassen

de regering was onkundig van die feiten

die Regierung war über diese Fakten nicht unterrichtet

2. onkundig (onwetend):

onkundig

unwissend

des·kun·dig <deskundige, deskundiger, deskundigst> [dɛskʏndəx] ADJ

1. deskundig:

deskundig (vakbekwaam)

sachkundig

deskundig (vaardig vooral)

fachmännisch

het deskundig advies

das Gutachten

juridisch deskundig zijn

in juristischen Fragen versiert sein

een deskundig onderzoek

eine Expertise

2. deskundig (van kennis blijk gevend):

deskundig

sachverständig

de deskundig adviseur

der Sachverständige

wis·kun·dig [wɪskʏndəx] ADJ

wiskundig

mathematisch

dit is wiskundig zeker

das steht mit mathematischer Sicherheit fest

vak·kun·dig <vakkundige, vakkundiger, vakkundigst> [vɑkʏndəx] ADJ

1. vakkundig (personen):

vakkundig

fachkundig

een vakkundig adviseur

ein Fachberater

2. vakkundig (zaken):

vakkundig

fachkundig

vakkundig

fachmännisch

wis·kun·di·ge <wiskundige|n> [wɪskʏndəɣə] SUBST m

wiskundige

Mathematiker m

des·kun·di·ge <deskundige|n> [dɛskʏndəɣə] SUBST m en f

deskundige

Sachverständige(r) f(m)

deskundige

Sachkundige(r) f(m)

deskundige (die een advies uitbrengt)

Gutachter m

deskundige (expert)

Experte m

een financieel deskundige

ein Finanzexperte

heel·kun·dig [helkʏndəx] ADJ

heelkundig

chirurgisch

meet·kun·dig [metkʏndəx] ADJ

meetkundig

geometrisch

een meetkundige reeks

eine geometrische Reihe

een meetkundige figuur

eine geometrische Figur

bouw·kun·di·ge <bouwkundige|n> [bɑukʏndəɣə] SUBST m

bouwkundige

Baufachmann m

bouwkundige (bouwtechnicus)

Baumeister m

bouwkundige (bouwtechnicus)

Bautechniker m

bouwkundige (ingenieur)

Bauingenieur m

op·voed·kun·dig [ɔpfutkʏndəx] ADJ

opvoedkundig

pädagogisch

opvoedkundig

erzieherisch

plant·kun·di·ge <plantkundige|n> [plɑntkʏndəɣə] SUBST m

plantkundige

Botaniker m

schei·kun·dig [sxɛikʏndəx] ADJ

scheikundig

chemisch

scheikundig ingenieur

Chemieingenieur m

staat·kun·di·ge <staatkundige|n> [statkʏndəɣə] SUBST m

staatkundige

Staatsmann m

staatkundige

Politiker m

vol·ken·kun·dig [vɔlkə(n)kʏndəx] ADJ

volkenkundig

völkerkundlich

ge·nees·kun·dig [ɣəneskʏndəx] ADJ

geneeskundig (door een arts)

ärztlich

geneeskundig (medisch)

medizinisch

de Geneeskundige Dienst

das Gesundheitsamt

de Geneeskundige Dienst gesch.

der Sanitätsdienst

een geneeskundige verklaring

ein ärztliches Attest

let·ter·kun·dig [lɛtərkʏndəx] ADJ

letterkundig (literair)

literarisch

letterkundig (wetenschap)

literaturwissenschaftlich

de letterkundige geschiedenis

die Literaturgeschichte

na·tuur·kun·dig [natyrkʏndəx] ADJ

natuurkundig

physikalisch

natuurkundig aardr.

physisch

natuurkundige aardrijkskunde

physische Geografie

plant·kun·dig [plɑntkʏndəx] ADJ

plantkundig

pflanzenkundlich

plantkundig

botanisch

schei·kun·di·ge <scheikundige|n> [sxɛikʏndəɣə] SUBST m

scheikundige

Chemiker m

staat·kun·dig [statkʏndəx] ADJ

1. staatkundig (de staat, het staatsgebied):

staatkundig

staatlich

de staatkundige grenzen

die Staatsgrenzen

2. staatkundig (volgens de regels van de staatkunde):

staatkundig

staatsmännisch

staatkundig handelen

staatsmännisch handeln

3. staatkundig (de staatkunde):

staatkundig

politisch

staatkundige geschillen

politische Differenzen

de staatkundige toestand

der politische Zustand