Niederländisch » Deutsch

be·gie·ten <begoot, h. begoten> [bəɣitə(n)] VERB trans

be·gaan·baar <begaanbare, begaanbaarder, begaanbaarst> [bəɣambar] ADJ

be·gaan1 [bəɣan] ADJ präd

be·gaafd <begaafde, begaafder, begaafdst> [bəɣaft] ADJ

1. begaafd (talentvol):

2. begaafd (bedeeld met):

be·ge·ren <begeerde, h. begeerd> [bəɣerə(n)] VERB trans

be·ge·ven1 <begaf, h. begeven> [bəɣevə(n)] VERB trans

1. begeven (kapotgaan):

be·greep VERB

begreep 3. Pers Sg Imperf van begrijpen

Siehe auch: begrijpen

be·groef VERB

begroef 3. Pers Sg Imperf van begraven

Siehe auch: begraven

be·gra·ven <begroef, h. begraven> [bəɣravə(n)] VERB trans

1. begraven (onder, in de aarde bergen):

2. begraven (m.b.t. een dode):

beisetzen form

be·geer·te <begeerte|n> [bəɣertə] SUBST f

1. begeerte (het verlangen naar iets):

Gier f

be·gin·nen1 <begon, i. begonnen> [bəɣɪnə(n)] VERB trans

be·gin·ner <beginner|s> [bəɣɪnər] SUBST m

be·gin·sel <beginsel|en, beginsel|s> [bəɣɪnsəl] SUBST nt

2. beginsel (grondstelling; stelregel):

Prinzip nt

be·glu·ren <begluurde, h. begluurd> [bəɣlyrə(n)] VERB trans

be·gon·nen VERB

1. begonnen 3. Pers Pl Imperf van beginnen¹, beginnen²

2. begonnen volt. deelw. van beginnen¹, beginnen²

Siehe auch: beginnen , beginnen

be·gin·nen1 <begon, i. begonnen> [bəɣɪnə(n)] VERB trans

be·gra·ven <begroef, h. begraven> [bəɣravə(n)] VERB trans

1. begraven (onder, in de aarde bergen):

2. begraven (m.b.t. een dode):

beisetzen form

be·gre·pen VERB

1. begrepen 3. Pers Pl Imperf van begrijpen

2. begrepen volt. deelw. van begrijpen

Siehe auch: begrijpen


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski