Übersetzungen für „bord“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

bord <bord|en> [bɔrt] SUBST nt

1. bord (vaatwerk):

bord

Teller m

een aarden/porseleinen bord

ein Keramik-/Porzellanteller

alle probleemgevallen komen op zijn bordje terecht übtr

alle Problemfälle landen auf seinem Tisch

2. bord:

bord (plaat met opschrift)

Schild nt

bord (groot)

Tafel f

een bord op de deur

ein Türschild

de bordjes zijn verhangen übtr

das Blatt hat sich gewendet

3. bord (schoolbord):

bord

Tafel f

bord

Wandtafel f

bord

Schultafel f

het staat op het bord

es steht an der Tafel

iets op het bord schrijven

etw an die Tafel schreiben

4. bord (speelbord):

bord

Brett nt

5. bord (mededelingenbord):

bord

Anschlagbrett nt

bord

Anschlagtafel f

bord

schwarze(s) Brett nt

6. bord (karton):

bord

Karton m

bord

Pappe f

een bord voor zijn kop hebben ugs

ein Brett vor dem Kopf haben

Beispielsätze für bord

op het bord schrijven

an die Tafel schreiben

een bord leeg lepelen

einen Teller leer löffeln

houd je bord bij

halt deinen Teller näher heran

een diep bord

ein tiefer Teller

een aarden/porseleinen bord

ein Keramik-/Porzellanteller

iets op het bord schrijven

etw an die Tafel schreiben

de rand van een bord

der Tellerrand

een bord op de deur

ein Türschild

het staat op het bord

es steht an der Tafel

groente op een bord scheppen

Gemüse auf einen Teller schöpfen [o. tun]

een bord voor zijn kop hebben ugs

ein Brett vor dem Kopf haben

een schep op zijn bord doen

eine Portion auf seinen Teller schöpfen