Niederländisch » Deutsch

ver·tel·ster SUBST f

vertelster weibliche Form von verteller

Siehe auch: verteller

ver·tel·ler <verteller|s> [vərtɛlər] SUBST m

vra·gen·stel·ster SUBST f

vragenstelster weibliche Form von vragensteller

Siehe auch: vragensteller

vra·gen·stel·ler <vragensteller|s> [vraɣə(n)stɛlər] SUBST m

sa·men·stel·ster SUBST f

samenstelster weibliche Form von samensteller

Siehe auch: samensteller

vi·ool·speel·ster SUBST f

vioolspeelster weibliche Form von violist

Siehe auch: violist

vi·o·list <violist|en> [vijolɪst] SUBST m

be·roeps·speel·ster SUBST f

beroepsspeelster weibliche Form von beroepsspeler

Siehe auch: beroepsspeler

be·roeps·spe·ler <beroepsspeler|s> [bərupspelər] SUBST m

me·de·speel·ster SUBST f

medespeelster weibliche Form von medespeler

Siehe auch: medespeler

me·de·spe·ler <medespeler|s> [medəspelər] SUBST m

mi·me·speel·ster SUBST f

mimespeelster weibliche Form von mimespeler

Siehe auch: mimespeler

mime·spe·ler [mimspelər]

mimespeler [[o. miməspelər]] mimespeler|s SUBST m:

prof·speel·ster SUBST f

profspeelster weibliche Form von profspeler

Siehe auch: profspeler

prof·spe·ler <profspeler|s> [prɔfspelər] SUBST m

to·neel·speel·ster SUBST f

toneelspeelster weibliche Form von toneelspeler

Siehe auch: toneelspeler

to·neel·spe·ler <toneelspeler|s> [tonelspelər] SUBST m

1. toneelspeler (acteur):

2. toneelspeler (aansteller):

hoc·key·speel·ster SUBST f

hockeyspeelster weibliche Form von hockeyer

Siehe auch: hockeyer

hoc·key·er <hockeyer|s> [hɔkijər] SUBST m

hoofd·rol·speel·ster <hoofdrolspeelster|s> [hoftrɔlspelstər] SUBST f

hoofdrolspeelster weibliche Form von hoofdrolspeler

Siehe auch: hoofdrolspeler

hoofd·rol·spe·ler <hoofdrolspeler|s> [hoftrɔlspelər] SUBST m

borg·tocht <borgtocht|en> [bɔrxtɔxt] SUBST m

teel·ster <teelster|s> [telstər] SUBST f

teelster weibliche Form von teler

Siehe auch: teler

te·ler <teler|s> [telər] SUBST m

heel·ster SUBST f

heelster weibliche Form von heler

Siehe auch: heler

he·ler <heler|s> [helər] SUBST m

speel·ster SUBST f

speelster weibliche Form von speler

Siehe auch: speler

spe·ler <speler|s> [spelər] SUBST m

1. speler (sportbeoefenaar):

Akteur m form

2. speler (acteur, actrice):

Akteur m form

3. speler (gezelschapsspel):

4. speler (gokker):

5. speler (muzikant):

te·gen·speel·ster <tegenspeelster|s> [teɣə(n)spelstər] SUBST f

tegenspeelster weibliche Form von tegenspeler

Siehe auch: tegenspeler

te·gen·spe·ler <tegenspeler|s> [teɣə(n)spelər] SUBST m

voor·hoe·de·speel·ster SUBST f

voorhoedespeelster weibliche Form von voorhoedespeler

Siehe auch: voorhoedespeler

voor·hoe·de·spe·ler <voorhoedespeler|s> [vorhudəspelər] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski