Übersetzungen für „civiel“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ci·viel [sivil] ADJ

civiel

zivil

civiel

Zivil-

civiel

bürgerlich

de civiele ambtenaren

die Zivilbehörde

de civiele bescherming belg

der Zivilschutz

de civiele bescherming (korps)

das Zivilschutzkorps

civiel bezit

der Privatbesitz

een officier in civiel

ein Offizier in Zivil

de civiele kamer

die Zivilkammer

de civiele partij

der Nebenkläger

het civiel recht

das Zivilrecht

de civiele staat

der Familienstand

een civiele zaak

ein Zivilprozess

een civiele prijs

ein ziviler Preis

ci·viel in·ge·ni·eur <civiel ingenieur|s> [sivilɪnʒeɲør, sivilɪŋɣeɲør] SUBST m

civiel ingenieur

Bauingenieur m

Beispielsätze für civiel

civiel ingenieur

Diplombauingenieur m

civiel bezit

der Privatbesitz

een officier in civiel

ein Offizier in Zivil

het civiel recht

das Zivilrecht

burgerlijk [o. civiel ] ambtenaar

Zivilbeamte(r)