Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „gekehrtes“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

ge·ke·ken: Verb
ge·kerm: Nomen
ge·ke·ven: Verb
ge·kar·teld: Adjektiv und Adverb
ge·kras: Nomen
ge·klets: Nomen
ge·knars: Nomen
ge·klet·ter: Nomen
ge·knet·ter: Nomen

Meintest du vielleicht: geknetter , gekletter , geknars , geklets , gekras , gekarteld , gekeven , gekerm und gekeken

ge·ke·ken VERB

gekeken volt. deelw. van kijken¹, kijken²

Siehe auch: kijken , kijken

kij·ken² <keek, h. gekeken> [kɛikə(n)] VERB trans (bekijken)

angucken ugs

sich Dat ansehen

kijk hem eens!

guck dir den mal an!

plaatjes kijken

sich Dat Bilder ansehen

kij·ken¹ <keek, h. gekeken> [kɛikə(n)] VERB intr

1. kijken (de ogen gebruiken):

sehen

kijken ugs

kijk eens aan!

sieh mal einer an!

met open mond staan te kijken

mit offenem Mund starren [o. glotzen]

kijk naar jezelf!

fass dich an die eigene Nase!

naar iem/iets kijken übtr

sich um jdn/etw kümmern

ik zal nog eens kijken übtr

ich werde es mir noch einmal überlegen

staan te kijken van iets übtr

baff [o. platt] sein

hij staat maar te kijken

er hält nur Maulaffen feil

tegen iem aan kijken

zu jdm aufsehen

kijk voor je!

2. kijken (zoeken):

naar een huis kijken

sich nach einer Wohnung umsehen

we zullen kijken of …

wir werden sehen, ob …

wij kijken niet op vijf minuten übtr

es kommt uns nicht auf fünf Minuten an

3. kijken (zich vertonen):

bang kijken

ängstlich aussehen

we zullen eens gaan kijken

das werden wir uns mal näher ansehen

hij komt pas kijken

er ist noch unerfahren

oma komt nog weleens kijken

Oma schaut ab und zu noch vorbei

niet zo nauw kijken

fünf gerade sein lassen

ge·kerm [ɣəkɛrəm] SUBST nt geen Pl

Jammern nt

Gejammer nt ugs

ge·ke·ven VERB

gekeven volt. deelw. van kijven

Siehe auch: kijven

kij·ven <keef, h. gekeven> [kɛivə(n)] VERB intr

ge·kar·teld [ɣəkɑrtəlt] ADJ

gekarteld (bladeren)

gekarteld (munten)

gekarteld (mes)

mit Wellenschliff (versehen)

gekarteld (mes)

wellig geschliffen

ge·kras [ɣəkrɑs] SUBST nt geen Pl

1. gekras (op papier, instrument):

Kratzen nt

Gekratze nt ugs

2. gekras (vogels):

ge·klets [ɣəklɛts] SUBST nt geen Pl

1. geklets (geleuter):

Geschwätz nt ugs

Gefasel nt ugs

Gequatsche nt ugs

2. geklets:

geklets (kletsend geluid maken)

geklets (van zweep)

Knallen nt

ge·knars [ɣəknɑrs] SUBST nt geen Pl

geknars (tanden)

geknars (scharnier)

ge·klet·ter [ɣəklɛtər] SUBST nt geen Pl

gekletter (wapens)

Klirren nt

gekletter (wapens)

Geklirre nt ugs

gekletter (regen)

Prasseln nt

ge·knet·ter [ɣəknɛtər] SUBST nt geen Pl

geknetter (vuur)

Prasseln nt

geknetter (donder, schoten)

Krachen nt

geknetter (machinegeweer, motoren)

Knattern nt

geknetter (machinegeweer, motoren)

Geknatter nt ugs

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski