Niederländisch » Deutsch

groe·pe·ren1 <groepeerde, h. gegroepeerd> [ɣruperə(n)] VERB trans (rangschikken)

dres·se·ren <dresseerde, h. gedresseerd> [drɛserə(n)] VERB trans

adres·se·ren2 <adresseerde, h. geadresseerd> [adrɛserə(n)] VERB intr (een rekest indienen)

gros·sier <grossier|s> [ɣrɔsir] SUBST m

mas·se·ren <masseerde, h. gemasseerd> [mɑserə(n)] VERB trans

pas·se·ren2 <passeerde, i. gepasseerd> [pɑserə(n)] VERB intr (voorvallen)

klas·se·ren2 <klasseerde, h. geklasseerd> [klɑserə(n)] VERB trans (in een klasse onderbrengen)

bles·se·ren <blesseerde, h. geblesseerd> [blɛserə(n)] VERB trans

mous·se·ren <mousseerde, h. gemousseerd> [muserə(n)] VERB intr

fri·se·ren <friseerde, h. gefriseerd> [frizerə(n)] VERB trans

in·cas·se·ren <incasseerde, h. geïncasseerd> [ɪŋkɑserə(n)] VERB trans

in·te·res·se·ren1 <interesseerde zich, h. zich geïnteresseerd> [ɪntərɛserə(n)] VERB wk ww

interesseren zich interesseren (belangstelling tonen voor):

amu·se·ren2 <amuseerde, h. geamuseerd> [amyzerə(n)] VERB trans (vermaken)

pul·se·ren <pulseerde, h. gepulseerd> [pʏlserə(n)] VERB intr

cen·se·ren <censeerde, h. gecenseerd> [sɛnserə(n)] VERB trans

pant·se·ren <pantserde, h. gepantserd> [pɑntsərə(n)] VERB trans

boet·se·ren <boetseerde, h. geboetseerd> [butserə(n)] VERB trans

1. boetseren (vormen uit kneedbaar materiaal):

de·clas·se·ren <declasseerde, h. gedeclasseerd> [deklɑserə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski