Übersetzungen für „kermisreizigster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

me·de·rei·zig·ster SUBST f

medereizigster weibliche Form von medereiziger

Siehe auch: medereiziger

me·de·rei·zi·ger <medereiziger|s> [medərɛizəɣər] SUBST m

medereiziger

Mitreisende(r) m

ker·mis·gan·ger <kermisganger|s> [kɛrmɪsxɑŋər] SUBST m

kermisganger

Jahrmarktbummler m

mis·da·dig·ster SUBST f

misdadigster weibliche Form von misdadiger

Siehe auch: misdadiger

mis·da·di·ger <misdadiger|s> [mɪzdadəɣər] SUBST m

misdadiger

Verbrecher m

misdadiger

Kriminelle(r) m

een zware [o. gevaarlijke ] misdadiger

ein Schwerverbrecher

ver·de·dig·ster SUBST f

verdedigster weibliche Form von verdediger

Siehe auch: verdediger

ver·de·di·ger <verdediger|s> [vərdedəɣər] SUBST m

1. verdediger:

verdediger (beschermer, voorstander)

Verteidiger m

verdediger (mening)

Vertreter m

2. verdediger:

verdediger (advocaat)

Verteidiger m

verdediger (in strafzaken)

Strafverteidiger m

3. verdediger (sport):

verdediger

Verteidiger m

verdediger

Abwehrspieler m

me·de·rei·zi·ger <medereiziger|s> [medərɛizəɣər] SUBST m

medereiziger

Mitreisende(r) m

kerk·gang·ster SUBST f

kerkgangster weibliche Form von kerkganger

Siehe auch: kerkganger

kerk·gan·ger <kerkganger|s> [kɛrkxɑŋər] SUBST m

kerkganger

Kirchgänger m

kerst·ster <kerstster|ren> [kɛrstɛr] SUBST f

1. kerstster (kerstversiering):

kerstster

Weihnachtsstern m

2. kerstster (sierplant):

kerstster

Weihnachtsstern m

kerstster

Poinsettie f form

be·gun·stig·ster SUBST f

begunstigster weibliche Form von begunstiger

Siehe auch: begunstiger

be·gun·sti·ger <begunstiger|s> [bəɣʏnstəɣər] SUBST m

begunstiger

Gönner m

begunstiger

Förderer m

begunstiger van de kunst

Kunstförderer

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUBST m

reiziger

Reisende(r) m

reiziger (passagier)

Fahrgast m

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast m

han·dels·rei·zi·ger <handelsreiziger|s> [hɑndəlsrɛizəɣər] SUBST m

handelsreiziger

Handelsvertreter m

vrij·wil·lig·ster <vrijwilligster|s> [vrɛɪwɪləxstər] SUBST f

vrijwilligster weibliche Form von vrijwilliger

Siehe auch: vrijwilliger

vrij·wil·li·ger <vrijwilliger|s> [vrɛiwɪləɣər] SUBST m

vrijwilliger

Freiwillige(r) m

als vrijwilliger dienstdoen

als Freiwilliger arbeiten

als vrijwilliger dienstdoen (als onbezoldigde medewerker)

als Ehrenamtlicher arbeiten