Übersetzungen für „lezing“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

le·zing <lezing|en> [lezɪŋ] SUBST f

1. lezing (het lezen):

lezing

Lesen nt

lezing

Lektüre f

na lezing van het eerste hoofdstuk

nach der Lektüre des ersten Kapitels

ter lezing liggen

ausliegen

2. lezing (versie):

lezing

Lesart f

3. lezing (verhandeling):

lezing

Vortrag m

een lezing houden

einen Vortrag halten

een lezing met dia's

ein Lichtbildervortrag

een lezing met dia's

ein Diavortrag

een reeks (van) lezingen

eine Vortragsreihe

4. lezing (voorlezing):

lezing

Lesung f

de tweede lezing van de begroting

die zweite Lesung des Haushaltsplans

een lezing uit eigen werk

eine Lesung aus eigenen Werken

volgens de lezing van het contract

laut Vertragstext

Beispielsätze für lezing

een lezing met dia's

ein Lichtbildervortrag

ter lezing liggen

ausliegen

een lezing houden

einen Vortrag halten

een lezing uit eigen werk

eine Lesung aus eigenen Werken

na lezing van het eerste hoofdstuk

nach der Lektüre des ersten Kapitels

de tweede lezing van de begroting

die zweite Lesung des Haushaltsplans

volgens de lezing van het contract

laut Vertragstext

een gezette lezing van de Bijbel

eine regelmäßige Bibellesung

het congres opent met een lezing

der Kongress wird mit einem Vortrag eröffnet