Übersetzungen für „malen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ma·len¹ <maalde, h. gemalen> [malə(n)] VERB trans (fijnmaken)

malen

mahlen

koffie malen

Kaffee mahlen

ma·len² <maalde, h. gemaald> [malə(n)] VERB intr

1. malen (draaien):

malen

mahlen

ambtelijke molens malen langzaam übtr

die Mühlen der Verwaltung mahlen langsam

2. malen (in de war zijn):

malen

irrereden

malen

spinnen abw ugs

3. malen (steeds weer opdoemen):

malen

nicht loswerden

dat maalt hem steeds door het hoofd

das geht ihm ständig durch den Kopf

wat maal ik erom!

was kümmerts mich!

Beispielsätze für malen

herhaalde malen

wiederholt

koffie malen

Kaffee mahlen

ambtelijke molens malen langzaam übtr

die Mühlen der Verwaltung mahlen langsam

tot poeder malen

zu Pulver zerreiben [o. mahlen]

ik heb hem verscheidene malen gesproken

ich habe ihn verschiedene [o. mehrere] Male gesprochen