Niederländisch » Deutsch

minder·bedeeld ADJ

mee·ge·ven1 <gaf mee, h. meegegeven> [meɣevə(n)] VERB trans (geven)

ver·deeld [vərdelt] ADJ

1. verdeeld (verschillend):

te·gen·beeld <tegenbeeld|en> [teɣə(n)belt] SUBST nt

1. tegenbeeld (tegenstelling):

2. tegenbeeld (tegenhanger):

spie·gel·beeld <spiegelbeeld|en> [spiɣəlbelt] SUBST nt

1. spiegelbeeld (teruggekaatst beeld):

Abbild nt

mee·gaand <meegaande, meegaander, meegaandst> [meɣant] ADJ

1. meegaand (gemakkelijk te leiden):

2. meegaand (inschikkelijk, toegevend):

meel·draad <meel|draden> [meldrat] SUBST m plantk.

woon·ge·deel·te <woongedeelte|n, woongedeelte|s> [woŋɣədeltə] SUBST nt

ver·veeld [vərvelt] ADJ

denk·beeld <denkbeeld|en> [dɛŋɡbelt] SUBST nt

1. denkbeeld (idee; plan):

Idee f

drog·beeld <drogbeeld|en> [drɔɣbelt] SUBST nt

even·beeld <evenbeeld|en> [evə(n)belt] SUBST nt

test·beeld <testbeeld|en> [tɛstbelt] SUBST nt

wens·beeld <wensbeeld|en> [wɛnzbelt] SUBST nt


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski