Übersetzungen für „nennbar“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ken·baar [kɛmbar] ADJ

1. kenbaar (gekend):

iets kenbaar maken

(jdm) etw mitteilen

iets kenbaar maken

(jdn) über etw +Akk in Kenntnis setzen

2. kenbaar (waarvan men kennis kan verkrijgen):

kenbaar

erfassbar

kenbaar

begreifbar

kenbaar

erkennbar

kenbare waarheden

erkennbare Wahrheiten

3. kenbaar (bekend):

kenbaar

bekannt

een wens kenbaar maken

einen Wunsch zum Ausdruck bringen

kenbaar worden

bekannt werden

nec·tar [nɛktɑr] SUBST m geen Pl

nectar

Nektar m

mi·ni·bar <minibar|s> [minibɑːr] SUBST f

minibar

Minibar f

net·bal <netbal|len> [nɛdbɑl] SUBST m

netbal

Netzball m