Übersetzungen für „ongebezigd“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·ge·wij·zigd [ɔŋɣəwɛizəxt] ADJ

ongewijzigd

unverändert

on·ge·bruikt [ɔŋɣəbrœykt] ADJ

ongebruikt

unbenutzt

ongebruikt (ongebezigd)

ungenutzt

on·ge·zien [ɔŋɣəzin] ADJ

1. ongezien (niet opgemerkt):

ongezien

ungesehen

2. ongezien (zonder het gezien te hebben):

ongezien

unbesehen

3. ongezien (niet in aanzien):

ongezien

nicht angesehen

on·ge·kend² [ɔŋɣəkɛnt] ADV (zeer)

ongekend

beispiellos

ongekend lage prijzen

beispiellos niedrige Preise

on·ge·remd [ɔŋɣərɛmt] ADJ

1. ongeremd (zonder remming, ongegeneerd):

ongeremd

ungehemmt

ongeremd

hemmungslos

ongeremde uitbarstingen van woede

hemmungslose Wutausbrüche

2. ongeremd (vrij, ongedwongen):

ongeremd

ungehemmt

hij is zeer ongeremd

er kennt überhaupt keine Hemmungen

on·gel·dig [ɔŋɣɛldəx] ADJ

ongeldig

ungültig

ongeldig jur.

nichtig

ongeldig verklaren

für ungültig [o. nichtig] erklären

on·ge·brei·deld [ɔŋɣəbrɛidəlt] ADJ

ongebreideld

zügellos

ongebreideld

hemmungslos

on·ge·bon·den [ɔŋɣəbɔndə(n)] ADJ

1. ongebonden lit.:

ongebonden

ungebunden

ongebonden stijl

ungebundene Rede

2. ongebonden (boekwezen):

ongebonden

ungebunden

ongebonden

nicht gebunden

3. ongebonden (losbandig):

ongebonden

zügellos

een ongebonden levenswijze

eine zügellose Lebensweise

4. ongebonden (zonder verplichtingen):

ongebonden

ungebunden

ongebonden

frei

de ongebonden landen

die neutralen Länder

een ongebonden leventje leiden

ein ungebundenes [o. freies] Leben führen

on·ge·brui·ke·lijk [ɔŋɣəbrœykələk] ADJ

ongebruikelijk

ungebräuchlich

ongebruikelijk

unüblich

een ongebruikelijke breuk wisk.

ein unechter Bruch

on·ge·dekt [ɔŋɣədɛkt] ADJ

ongedekt

ungedeckt

on·ge·re·de [ɔŋɣəredə] SUBST nt geen Pl

in het ongerede (ge)raken (kapot gaan)

in die Brüche gehen

in het ongerede (ge)raken (zoekraken)

abhandenkommen

in het ongerede (ge)raken (wanorde)

in Unordnung geraten

on·ge·rept [ɔŋɣərɛpt] ADJ

1. ongerept (in oorspronkelijke staat):

ongerept

urwüchsig

ongerept

unberührt

de ongerepte natuur

die unberührte Natur

2. ongerept übtr:

ongerept (ongeschonden)

unversehrt

ongerept (reputatie)

unbescholten

on·ge·duld [ɔŋɣədʏlt] SUBST nt geen Pl

ongeduld

Ungeduld f

in met/met ongeduld afwachten

ungeduldig warten auf +Akk

trappelen van ongeduld

zappeln vor Ungeduld

vol ongeduld

voller Ungeduld

on·ge·huwd [ɔŋɣəhywt] ADJ

ongehuwd

unverheiratet

ongehuwd

ledig

een bewust ongehuwde moeder

eine bewusst alleinerziehende Mutter

on·ge·lijk¹ [ɔŋɣəlɛik] SUBST nt geen Pl

ongelijk

Unrecht nt

iem ongelijk geven

jdm Unrecht geben

ongelijk hebben

Unrecht haben

ongelijk hebben

im Unrecht sein

de feiten stellen u in het ongelijk

die Tatsachen setzen Sie ins Unrecht

on·ge·likt [ɔŋɣəlɪkt] ADJ

ongelikt

ungehobelt

ongelikt

ungeschliffen

een ongelikte beer

ein ungehobelter Klotz

on·ge·lood [ɔŋɣəlot] ADJ

ongelood

unverbleit

ongelood

bleifrei

on·ge·meen¹ [ɔŋɣəmen] ADJ

1. ongemeen (ongewoon):

ongemeen

ungewöhnlich

ongemene klederdrachten

ungewöhnliche Trachten

2. ongemeen (buitengewoon):

ongemeen

außerordentlich

een ongemene wilskracht

eine außerordentliche Willenskraft

3. ongemeen (uitmuntend):

ongemeen

ungewöhnlich

ongemeen

außerordentlich

een ongemene geest

ein außerordentlicher Geist

on·ge·nood [ɔŋɣənot] ADJ

ongenood

ungeladen

ongenood

ungebeten