Niederländisch » Deutsch

on·ge·wenst [ɔŋɣəwɛnst] ADJ

on·ge·kun·steld [ɔŋɣəkʏnstəlt] ADJ

on·ge·was·sen [ɔŋɣəwɑsə(n)] ADJ

be·ne·den·ste [bənedə(n)stə] SUBST nt geen Pl

des·ge·wenst [dɛsxəwɛnst] ADV

on·ge·kend2 [ɔŋɣəkɛnt] ADV (zeer)

on·ge·dekt [ɔŋɣədɛkt] ADJ

on·ge·dwon·gen <ongedwongen, ongedwongener, ongedwongenst> [ɔŋɣədwɔŋə(n)] ADJ

2. ongedwongen (vrijwillig):

on·ge·wild [ɔŋɣəwɪlt] ADJ

on·ge·woon [ɔŋɣəwon] ADJ

1. ongewoon (niet gewoon aan iets):

3. ongewoon (zoals niet vaak voorkomt):

on·ge·wa·pend [ɔŋɣəwapənt] ADJ

1. ongewapend (zonder wapens):

2. ongewapend (zonder versterking):

on·ge·steld [ɔŋɣəstɛlt] ADJ

2. ongesteld (onpasselijk):

mil·joen·ste1 [mɪljunstə] ADJ

ver·dien·ste <verdienste|n> [vərdinstə] SUBST f

2. verdienste (aanspraak op het ontvangen van iets):

3. verdienste (verdienstelijkheid):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski