Niederländisch » Deutsch

eli·mi·ne·ren <elimineerde, h. geëlimineerd> [eliminerə(n)] VERB trans

2. elimineren (doden):

prak·ti·se·ren <praktiseerde, h. gepraktiseerd> [prɑktizerə(n)] VERB intr

li·nië·ren <linieerde, h. gelinieerd> [linijerə(n)] VERB trans

tui·nie·ren <tuinierde, h. getuinierd> [tœynirə(n)] VERB intr

1. tuinieren (als beroep):

prak·ke·se·ren1 <prakkeseerde, h. geprakkeseerd> [prɑkəzerə(n)] VERB intr

dren·te·nie·ren <drentenierde, h. gedrentenierd> VERB intr

ren·te·nie·ren <rentenierde, h. gerentenierd> [rɛntənirə(n)] VERB intr

1. rentenieren (van zijn rente leven):

2. rentenieren (niets uitvoeren):

har·mo·nië·ren <harmonieerde, h. geharmonieerd> [hɑrmonijerə(n)] VERB intr

mo·ra·li·se·ren <moraliseerde, h. gemoraliseerd> [moralizerə(n)] VERB intr

fe·mi·ni·se·ren1 <feminiseerde, h. gefeminiseerd> [feminizerə(n)] VERB trans (vrouwvriendelijk maken)

dis·cri·mi·ne·ren <discrimineerde, h. gediscrimineerd> [dɪskriminerə(n)] VERB trans

pra·li·ne <praline|s> [pralinə] SUBST f

1. praline (bonbon):

Praliné nt A CH

2. praline (bepaald soort bonbon):

pa·pie·ren [papirə(n)] ADJ

1. papieren (van papier):

Papier-
papier-

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski