Übersetzungen für „sporenkapsel“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

sa·men·raap·sel <samenraapsel|s> [samə(n)rapsəl] SUBST nt

samenraapsel

Sammelsurium nt

samenraapsel

Mischmasch m

samenraapsel (geschriften)

Klitterung f form

het samenraapsel van leugens

das Lügengespinst

een samenraapsel van mensen

allerhand Gesindel

sport·hal <sporthal|len> [spɔrthɑl] SUBST f

sporthal

Sporthalle f

sport·tas <sporttas|sen> [spɔrtɑs] SUBST f

sporttas

Sporttasche f

sport·wa·gen <sportwagen|s> [spɔrtwaɣə(n)] SUBST m

sportwagen

Sportwagen m

sport·vis·ser <sportvisser|s> [spɔrtfɪsər] SUBST m

sportvisser

Sportfischer m

sport·ar·ti·kel <sportartikel|en, sportartikel|s> [spɔrtɑrtikəl] SUBST nt

sportartikel

Sportartikel m

kran·ten·knip·sel <krantenknipsel|s> [krɑntə(n)knɪpsəl] SUBST nt

krantenknipsel

Zeitungsausschnitt m

schep·sel <schepsel|en, schepsel|s> [sxɛpsəl] SUBST nt

1. schepsel (levend wezen):

schepsel

Geschöpf nt

schepsel

Lebewesen nt

schepsel

Wesen nt

schepsel

Kreatur f form

Gods schepselen

Gottes Geschöpfe

een hulpeloos schepsel

ein hilfloses Wesen

2. schepsel abw (minderwaardig persoon):

schepsel

Geschöpf nt

schepsel

Kreatur f

een ondankbaar schepsel

ein undankbares Geschöpf