Übersetzungen für „ununterscheidbar“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·scheid·baar [ɔnsxɛidbar] ADJ

onscheidbaar

untrennbar

onscheidbaar (relaties)

unzertrennlich

on·af·scheid·baar ADJ

onafscheidbaar → onafscheidelijk

Siehe auch: onafscheidelijk

on·af·schei·de·lijk <onafscheidelijke, onafscheidelijker, onafscheidelijkst> [ɔnɑfsxɛidələk] ADJ

onafscheidelijk

untrennbar

onafscheidelijk (van personen)

unzertrennlich

zijn onafscheidelijke sigaar

seine ewige Zigarre

on·der·scheid [ɔndərsxɛit] SUBST nt geen Pl

onderscheid

Unterschied m

onderscheid maken tussen oorzaak en gevolg

zwischen Ursache und Wirkung unterscheiden

zonder onderscheid naar geslacht

ohne Unterschied des Geschlechts

on·der·schei·den¹ [ɔndərsxɛidə(n)] ADJ

1. onderscheiden (verschillend):

onderscheiden

verschieden

de onderscheiden kantons van Zwitserland

die verschiedenen Kantone der Schweiz

2. onderscheiden (uiteenlopend):

onderscheiden

unterschiedlich

onderscheiden gevoelens

unterschiedliche Gefühle Pl

3. onderscheiden (in groot getal):

onderscheiden

verschieden

onderscheiden

mehrere

onderscheiden redenen weerhouden hem

verschiedene [o. mehrere] Gründe halten ihn zurück

on·der·schei·ding <onderscheiding|en> [ɔndərsxɛidɪŋ] SUBST f

1. onderscheiding (decoratie):

onderscheiding

Auszeichnung f

een onderscheiding verlenen/ontvangen

eine Auszeichnung verleihen/empfangen

2. onderscheiding (achting):

onderscheiding

Achtung f

onderscheiding

Respekt m

3. onderscheiding (blijk, bewijs van voorkeur):

onderscheiding

Auszeichnung f

onderscheiding

Ehre f

een vererende onderscheiding

eine ehrenvolle Auszeichnung

4. onderscheiding (het maken van onderscheid):

onderscheiding

Unterscheidung f