Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „vloers“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

vloer: Nomen
floers: Nomen
vloe·ren: Verb
ja·loers: Adjektiv und Adverb
vloed: Nomen
vloek: Nomen
vloei: Nomen
boers: Adjektiv und Adverb
koers: Nomen
el·ders: Adverb

Meintest du vielleicht: floers , vloer , jaloers , vloeren , elders , koers , boers , vloei , vloek und vloed

vloer <vloer|en> [vlur] SUBST m

Boden m

met iem de vloer (aan)vegen übtr ugs

mit jdm Schlitten fahren

de vloer doen

den Boden [o. Fußboden] sauber machen

een houten/een stenen vloer

ein Holzboden/ein Steinfußboden

veel mensen over de vloer hebben

(immer) viele Leute zu Besuch haben

je kunt er van de vloer eten übtr

man kann da vom Boden essen

floers <floers|en> [flurs] SUBST nt

1. floers übtr (waas):

een floers van tranen

ein Tränenschleier

2. floers (fluweel):

Flor m

3. floers (stof):

Flor m

Krepp m

vloe·ren <vloerde, h. gevloerd> [vlurə(n)] VERB trans

zu Boden werfen

ja·loers <jaloerse, jaloerser, meest jaloers> [jalurs] ADJ

jaloers (vooral m.b.t. liefde)

jaloers om iets zijn

eifersüchtig über etw Akk sein

jaloers op iets/iem zijn

eifersüchtig [o. neidisch] auf etw/jdn sein

vloed <vloed|en> [vlut] SUBST m

1. vloed (hoog getijde):

Flut f

de vloed keert [o. kentert ]

die Flut kentert

de vloed keert [o. kentert ]

es beginnt zu ebben

de vloed komt opzetten

2. vloed (stroom):

Flut f meist Pl

3. vloed (overstelpende massa):

Flut f selten Pl

Schwall m

Strom m

een vloed van tranen

eine Flut von Tränen

een vloed van woorden

ein Redeschwall

4. vloed (overstroming):

Überschwemmung f

5. vloed med.:

witte vloed

vloek <vloek|en> [vluk] SUBST m

Fluch m

in een vloek en een zucht übtr

im Nu

er ligt een vloek op dat huis übtr

es liegt ein Fluch auf dem Haus

een vloek uitspreken (over iem/iets)

einen Fluch ausstoßen (gegen jdn/etw)

vloei [vluj] SUBST nt geen Pl

1. vloei:

vloei (zijdepapier)

Seidenpapier nt

vloei (voor sigaretten)

Zigarettenpapier nt

2. vloei (papier voor het drogen van inktschrift):

Löschpapier nt

boers <boerse, boerser, meest boers> [burs] ADJ

1. boers (als (van) een boer):

een boers accent

ein ländlicher Tonfall

op zijn boers

2. boers (lomp, grof):

plump

koers¹ <koers|en> [kurs] SUBST f SPORT

Rennen nt

el·ders [ɛldərs] ADV

elders (plaats)

elders (plaats)

elders (plaats)

anderwärtig form

elders (plaats)

anderweitig form

elders (richting)

elders (richting)

nergens elders

nergens elders

nirgendwo sonst

overal elders

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski