Übersetzungen für „wakonda“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wa·kend [wakənt] ADJ

een wakend oog over [o. op] iem houden

ein wachsames Auge auf jdn haben

wa·ran·da <waranda|'s> [wɑrɑnda] SUBST f

waranda

Veranda f

wa·ken <waakte, h. gewaakt> [wakə(n)] VERB intr

1. waken (opzettelijk wakker blijven):

waken

wachen

2. waken (het oog houden op):

waken

wachen

waken

Wache halten

ervoor waken dat iets gebeurt

aufpassen, dass etw nicht geschieht

waken tegen misbruik

Missbrauch verhüten

voor iems belangen waken

jds Interessen vertreten

3. waken (wakker zijn):

waken

wach sein

waken form

wachen

tussen waken en dromen

zwischen Wachen und Träumen

tussen waken en dromen

im Halbschlaf

agen·da <agenda|'s> [aɣɛnda] SUBST f

1. agenda:

agenda (notitieboekje)

Notizbuch nt

agenda (van bijv. zakenlieden)

Terminkalender m

agenda (van huiswerk)

Aufgabenheft nt

2. agenda (van vergadering):

agenda

Tagesordnung f

iets op de agenda plaatsen

etw auf die Tagesordnung setzen

wand <wand|en> [wɑnt] SUBST m

wand

Wand f

de wand van een ader

die Aderwand

wa·gon <wagon|s> [waɣɔn] SUBST m (spoorwagen)

wagon

Wa(g)gon m

wagon

Wagen m

wagon

Eisenbahnwagen m