Übersetzungen für „allativ“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

re·la·ˈtiv [relaˈtiːf] ADJ

relativ

relatief

relativ

betrekkelijk

ˈAb·la·tiv <Ablativs, Ablative> [aplaˈtiːf, ˈablatiːf, ˈaplatiːf, aplaˈtiːvə, ˈablatiːvə, ˈaplatiːvə] SUBST m

Ablativ

ablatief

ˈDa·tiv <Dativs, Dative> [ˈdaːtiːf, ˈdaːtiːvə] SUBST m

1. Dativ:

Dativ

derde naamval

Dativ

datief

2. Dativ:

Dativ

meewerkend voorwerp nt

Wissensecke: Präpositionen mit Dativ

Wissensecke: Deklination im Deutschen

Sta·ˈtiv <Stativs, Stative> [ʃtaˈtiːf] SUBST nt

Stativ

statief nt

ˈdu·ra·tiv [ˈduːratiːf] ADJ LING

durativ

duratief

kre·a·ˈtiv [kreaˈtiːf] ADJ

kreativ

creatief

kreativ

productief

kreativ

vindingrijk

ne·ga·tiv [ˈneːgatiːf, negaˈtiːf] ADJ

negativ a. PHILOS, a. TECH, a. MATH

negatief

ˈNe·ga·tiv <Negativs, Negative> [ˈneːgatiːf, negaˈtiːf] SUBST nt FOTO

Negativ

negatief nt

ˈOp·ta·tiv <Optativs, Optative> [ˈɔptatiːf, ɔptaˈtiːf, -tiːvə] SUBST m LING

Optativ

optatief

Optativ

wensende wijs

ˈVo·ka·tiv <Vokativ(e)s, Vokative> [vokaˈtiːf, ˈvoː-] SUBST m

Vokativ

vocatief

Vokativ

naamval van de aangesproken persoon

al·ˈlein¹ [aˈl͜ain] ADJ nur präd

allein (unbegleitet)

alleen

allein (ohne andere)

op zijn eentje

allein (ohne Hilfe)

zonder hulp

allein auf weiter Flur sein (einsam)

eenzaam en verlaten zijn

ein allein stehender älterer Herr

een alleenstaande [o. ongehuwde] heer op leeftijd

ein allein stehendes Haus (isoliert)

een alleenstaand [o. eenzaam] huis(je)

etw von allein wissen ugs

iets uit zichzelf weten

die Krankheit ist von allein weggegangen

de ziekte is vanzelf verdwenen

ak·tiv [akˈtiːf, ˈaktiːf] ADJ

1. aktiv (berufstätig):

aktiv

actief

ein aktiver Typ

een actief [o. bedrijvig] type

2. aktiv MILIT:

aktiv dienen

in actieve dienst zijn

3. aktiv CHEM:

aktive Stoffe

snel reagerende stoffen

aktive Bestechung JUR

omkoping van iem in een openbaar ambt