Übersetzungen für „jahresweiser“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈJah·res·wech·sel SUBST m

Jahreswechsel

jaarwisseling

ˈJah·res·wen·de SUBST f

Jahreswende

jaarwisseling

um die Jahreswende

rond de jaarwisseling

ˈJah·res·en·de SUBST nt

bis zum Jahresende

tegen [o. vóór] het einde van het jaar

ˈJah·res·zeit SUBST f

1. Jahreszeit (die 4 Jahreszeiten):

Jahreszeit

jaargetij(de)

2. Jahreszeit (bestimmte Zeit im Jahr):

Jahreszeit

tijd van het jaar

ˈJah·res·frist SUBST f

binnen [o. in ] [o. innerhalb ]Jahresfrist

binnen (de termijn van) een jaar

binnen [o. in ] [o. innerhalb ]Jahresfrist

in één jaar (tijd)

nach Jahresfrist

na (verloop van) een jaar