Übersetzungen für „wegdämmern“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

be·ˈjam·mern VERB trans

bejammern

bejammeren

bejammern

beklagen

bejammern

betreuren

ˈklam·mern² [ˈklamɐn] VERB refl a. übtr

klammern

zich vastklemmen

klammern

zich vastklampen

sich an eine Hoffnung klammern übtr

zich aan een verwachting vastklampen

ˈweg·den·ken VERB trans unreg

wegdenken

wegdenken

sich Dat etw wegdenken

iets wegdenken

um·ˈklam·mern [ʊmˈklamɐn] VERB trans

umklammern (fest umfassen)

omklemmen

umklammern (fest umfassen)

omknellen

umklammern (sich an jdm festhalten)

omvatten

be·ˈküm·mern¹ VERB trans

1. bekümmern (traurig machen):

bekümmern

bedroeven

bekümmern

verdriet doen

2. bekümmern (besorgt machen):

bekümmern

zorg baren

bekümmern

bezorgd maken

das bekümmerte ihn gar nicht

het kon hem helemaal niets schelen

das braucht Sie nicht zu bekümmern

daar hoeft u zich geen zorgen om te maken

3. bekümmern (angehen, betreffen):

bekümmern

aangaan

was bekümmert Sie das?

wat gaat u dat aan?

ver·ˈküm·mern [fɛɐ̯ˈkʏmɐn] VERB intr

1. verkümmern MED:

verkümmern (eingehen)

verkommeren

verkümmern (zusammenschrumpfen)

verschrompelen

verkümmern (zusammenschrumpfen)

verkwijnen

2. verkümmern übtr (die Lebenslust verlieren):

verkümmern

achteruitgaan

verkümmern

bederven