Übersetzungen für „Morant“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Mo·ˈrast <Morast(e)s, Moraste[o. Moräste] > [moˈrast] SUBST m a. übtr

Morast

moeras nt

Morast

drasland

Morast

slijk nt

Ga·ˈrant(in) <Garanten, Garanten> [gaˈrant] SUBST m(f)

Garant(in)

garant m en f

Garant(in)

borg m en f

ˈmor·gens [ˈmɔrgn̩s] ADV

morgens

's morgens

morgens

's ochtends

Hy·ˈdrant <Hydranten, Hydranten> [hyˈdrant] SUBST m

Hydrant

hydrant

Hydrant

brandkraan

Mo·ˈrä·ne <Moräne, Moränen> [moˈrɛːnə] SUBST f GEOL

Moräne

morene

Mo·ˈral <Moral, Moralen> [moˈraːl] SUBST f

1. Moral (ethische Grundsätze):

Moral

zedelijkheidsopvatting

Moral

moraal

jdm Moral predigen abw übtr

iem over iets onderhouden [o. de les lezen]

2. Moral PHILOS:

Moral

moraal(filosofie)

3. Moral (Disziplin) kein Pl:

Moral

moreel nt

Moral

discipline

Moral

tucht

die Moral der Truppen

het moreel van de troepen

4. Moral (einer Geschichte):

die Moral der Geschichte

de moraal van het verhaal

morsch [mɔrʃ] ADJ

morsch

half vergaan

morsch

voos

morsch

vermolmd

morsch

broos

mor·ˈbid [mɔrˈbiːt] ADJ geh

morbid

morbide

morbid

ziekelijk

morbid

broos

morbid

decadent

ˈmor·den [ˈmɔrdn̩] VERB intr

morden

een moord begaan

morden

moorden

ˈmor·gen [ˈmɔrgn̩] ADV

morgen

morgen

morgen Abend

morgenavond

also dann bis morgen! ugs

tot morgen dan!

bis morgen ist alles wieder gut

uiterlijk morgen [o. vóór morgen] is alles weer in orde

das Heute und das Morgen

het heden en de toekomst

ˈmor·gig [ˈmɔrgɪç] ADJ

morgig

van morgen

morgig

komend

morgig

toekomstig

am morgigen Tag

morgen

ˈmor·sen [ˈmɔrzn̩] VERB intr

morsen

seinen met morsetekens

ra·ˈsant [raˈzant] ADJ

rasant

rasant

eine rasante Entwicklung

een zeer snelle ontwikkeling

Mo·ˈment¹ <Moment(e)s, Momente> [moˈmɛnt] SUBST m

Moment

ogenblik nt

Moment

moment nt

auf [o. für ] einen Moment

'n ogenblikje

auf [o. für ] einen Moment

eventjes

einen Moment bitte!

'n ogenblikje a.u.b.

einen lichten Moment [o. lichte Momente] haben a. scherzh

een helder ogenblik [o. heldere ogenblikken] hebben

im Moment

momenteel

im gegebenen Moment

op het beslissende moment

Moment (mal)! ugs

'n ogenblikje!

Quant <Quants, Quanten> [kvant] SUBST nt PHYS

Quant

kwantum nt

pi·ˈkant [piˈkant] ADJ GASTRO

pikant (frivol)

pikant

ga·ˈlant [gaˈlant] ADJ

1. galant:

galant

galant

galant

hoffelijk

2. galant:

galant

amoureus

Gi·ˈgant <Giganten, Giganten> [giˈgant] SUBST m übtr a.

Gigant

gigant

Gigant

reus

ku·ˈlant [kuˈlant] ADJ

kulant

coulant

kulant

inschikkelijk

kulant

tegemoetkomend

kulant

toeschietelijk

kulante Preise

schappelijke prijzen

Pe·ˈdant(in) <Pedanten, Pedanten> SUBST m(f)

Pedant(in)

pedant(pedante) m (f)

Pedant(in)

schoolvos m en f

Pedant(in)

pietlut m en f