Übersetzungen für „dansbaarheid“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

dank·baar·heid [dɑŋɡbarhɛit] SUBST f geen Pl

dankbaarheid

Dankbarkeit f

on·dank·baar·heid <ondankbaar|heden> [ɔndɑŋɡbarhɛit] SUBST f

ondankbaarheid

Undankbarkeit f

dienst·baar·heid <dienstbaar|heden> [dinstbarhɛɪt] SUBST f

dienstbaarheid

Dienstbarkeit f

leef·baar·heid [levbarhɛit] SUBST f geen Pl

leefbaarheid

≈ Lebensqualität f

open·baar·heid [opə(n)barhɛit] SUBST f geen Pl

openbaarheid

Öffentlichkeit f

in de openbaarheid treden

an die Öffentlichkeit treten

on·waar·heid <onwaar|heden> [ɔnwarhɛit] SUBST f

onwaarheid

Unwahrheit f

bar·baars·heid <barbaars|heden> [bɑrbarshɛɪt] SUBST f

barbaarsheid

Barbarei f

rucht·baar·heid [rʏxtbarhɛit] SUBST f geen Pl

ruchtbaarheid

Verlautbarung f

ruchtbaarheid aan iets geven

etw verlautbaren

straf·baar·heid <strafbaar|heden> [strɑvbarhɛɪt] SUBST f

strafbaarheid

Strafbarkeit f

waar·heid <waar|heden> [warhɛit] SUBST f

waarheid

Wahrheit f

een waarheid als een koe

eine Binsenwahrheit

een waarheid als een koe

eine Binsenweisheit

dat is dichter bij de waarheid

das kommt der Wahrheit näher

de waarheid huldigen

die Wahrheit sagen

in waarheid

in Wirklichkeit

dat is de simpele waarheid

das ist die schlichte Wahrheit

om (u) de waarheid te zeggen

um ganz ehrlich zu sein

iem (ongezouten) de waarheid zeggen

jdm (unverblümt) die Meinung sagen

in strijd met de waarheid/in overeenstemming met de waarheid

wahrheitswidrig/wahrheitsgemäß

klaar·heid [klarhɛit] SUBST f geen Pl

1. klaarheid form (licht, glans):

klaarheid

Helligkeit f

2. klaarheid (het onbewolkt zijn):

klaarheid

Klarheit f

3. klaarheid:

klaarheid (duidelijkheid)

Klarheit f

klaarheid (duidelijkheid)

Deutlichkeit f

klaarheid (helderheid m.b.t. inzicht, ook)

Verständlichkeit f

iets tot klaarheid brengen

etw aufklären

star·heid <star|heden> [stɑrhɛɪt] SUBST f

1. starheid (onbeweeglijkheid):

starheid

Starre f

starheid

Starrheit f

2. starheid (vasthoudendheid):

starheid

Starrsinn m

starheid

Rigidität f form

dans·ma·rie·ke <dansmarieke|s> [dɑnsmarikə] SUBST nt

dansmarieke

Tanzmariechen nt

vrucht·baar·heid [vrʏxtbarhɛit] SUBST f geen Pl

vruchtbaarheid

Fruchtbarkeit f

dans·ge·le·gen·heid <dansgelegen|heden> [dɑnsxəleɣə(n)hɛɪt] SUBST f

dansgelegenheid

Tanzlokal nt

be·schik·baar·heid [bəsxɪɡbarhɛɪt] SUBST f geen Pl

beschikbaarheid

Verfügbarkeit f

be·trouw·baar·heid [bətrɑubarhɛit] SUBST f geen Pl

betrouwbaarheid

Zuverlässigkeit f

betrouwbaarheid (geloofwaardigheid)

Verlässlichkeit f