Übersetzungen für „tromroffel“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈTrom·mel·fell SUBST nt

1. Trommelfell:

Trommelfell

trommelvel nt

2. Trommelfell MED:

Trommelfell

trommelvlies nt

ˈBrat·kar·tof·fel SUBST f meist Pl

Bratkartoffel

gebakken aardappel

ˈtrom·meln¹ [ˈtrɔml̩n] VERB trans

trommeln

trommelen

trom·ˈpe·ten [trɔmˈpeːtn̩] VERB trans

1. trompeten MUS:

trompeten (trompetenähnliche Laute hervorbringen)

trompetten

trompeten (Trompete spielen)

(op) de trompet blazen

2. trompeten ugs übtr:

trompeten (herum erzählen)

rondbazuinen

trompeten (schmettern)

schetteren

trompeten (schmettern)

uitbazuinen

er hat die Nachricht in alle Welt trompetet

hij heeft het nieuws overal rondgebazuind [o. uitgebazuind]

Kar·ˈtof·fel <Kartoffel, Kartoffeln> [karˈtɔfl̩] SUBST f

1. Kartoffel:

Kartoffel

aardappel

2. Kartoffel ugs scherzh (Knollennase):

Kartoffel

kokkerd

Wissensecke: Deutsche Sprichwörter

Pan·ˈtof·fel <Pantoffels, Pantoffeln> [panˈtɔfl̩] SUBST m

Pantoffel

pantoffel

unter dem Pantoffel stehen

onder de pantoffel [o. plak] zitten

unter den Pantoffel kommen

onder de pantoffel raken