Übersetzungen für „onweer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·weer <on|weren> [ɔnwer] SUBST nt

onweer

Gewitter nt

onweer übtr

Donnerwetter nt

we krijgen onweer

es liegt ein Gewitter in der Luft

een naderend onweer

ein aufziehendes [o. aufkommendes] Gewitter

het onweer komt opzetten

das Gewitter zieht [o. kommt] auf

Beispielsätze für onweer

het onweer is over

das Gewitter ist vorüber [o. vorbei]

het onweer komt opzetten

das Gewitter zieht [o. kommt] auf

het onweer zakt af

das Gewitter verzieht sich

een losbarstend onweer

ein hereinbrechendes [o. losbrechendes] Gewitter

een plaatselijk onweer

ein örtliches Gewitter

een naderend onweer

ein heraufziehendes Gewitter

we krijgen onweer

es liegt ein Gewitter in der Luft

het onweer bedaart

das Gewitter lässt nach

vrees voor onweer

Angst vor Gewitter Dat

er kwam een onweer naderbij

es zog ein Gewitter herauf

een hevig onweer brak los

ein heftiges Gewitter brach los

er zit onweer in de lucht

ein Gewitter liegt in der Luft

het onweer trad als spelbreker op

das Gewitter vermasselte alles

het onweer ging van hevige rukwinden vergezeld

das Gewitter ging mit heftigen Windstößen einher

het is na het onweer erg afgekoeld

es hat (sich) nach dem Gewitter sehr abgekühlt

het leger/circus/onweer is weggetrokken

das Heer ist abgezogen/der Zirkus ist weitergezogen/das Gewitter hat sich verzogen

het onweer is nog ver uit de buurt

das Gewitter ist noch weit weg

de lucht is na het onweer helemaal opgefrist

nach dem Gewitter ist die Luft (wie) gereinigt