Übersetzungen für „keelgeluiden“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

er·ˈlei·den [-ˈl͜aidn̩] VERB trans

erleiden

lijden

erleiden

doorstaan

eine Einbuße an Ansehen erleiden

aanzien inboeten [o. verliezen]

den Tod erleiden

sterven

Verletzungen erleiden

verwondingen oplopen

be·ˈklei·den VERB trans

bekleiden

bekleden

be·ˈnei·den VERB trans

beneiden

benijden

ˈan·klei·den VERB trans geh

ankleiden

(aan)kleden

ˈFuß·lei·den SUBST nt

Fußleiden

ziekte aan de voet(en)

ˈum·klei·den¹ VERB trans

umkleiden

omkleden

umkleiden

verkleden

ver·ˈmei·den VERB trans unreg

vermeiden

vermijden

vermeiden

voorkomen

be·ˈschei·den¹ ADJ

1. bescheiden (genügsam):

bescheiden

bescheiden

2. bescheiden ugs euph (miserabel):

bescheiden

miserabel

ˈein·klei·den VERB trans

1. einkleiden (mit Kleidung ausstatten):

einkleiden

in de kleren steken

einkleiden

kleden

2. einkleiden (Uniform, Robe):

einkleiden

inkleden

einkleiden REL

met het ordekleed bekleden

3. einkleiden geh übtr (in eine Form fassen):

einkleiden

inkleden

ˈHerz·lei·den SUBST nt

Herzleiden

hartkwaal

Herzleiden

hartaandoening

Herzleiden

hartziekte

ent·ˈklei·den VERB trans

1. entkleiden geh:

entkleiden

ontkleden

entkleiden

uitkleden

2. entkleiden übtr:

entkleiden

ontdoen [o. beroven] van

jdn seiner Würde entkleiden

iem van zijn waardigheid beroven

ver·ˈklei·den [fɛɐ̯ˈkl͜aidn̩] VERB trans

1. verkleiden (kostümieren):

verkleiden

verkleden

verkleiden

vermommen

2. verkleiden BAU (überdecken):

verkleiden

bekleden

verkleiden

bedekken

verkleiden

beschieten

3. verkleiden übtr (ausschlagen):

verkleiden

verhullen

verkleiden

omschrijven