Übersetzungen für „trompetster“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Trom·ˈpe·ter(in) <Trompeters, Trompeter> [trɔmˈpeːtɐ] SUBST m(f)

1. Trompeter:

Trompeter(in)

trompettist(trompettiste) m (f)

2. Trompeter:

Trompeter(in)

trompetter(trompetster) m (f)

trom·ˈpe·ten [trɔmˈpeːtn̩] VERB trans

1. trompeten MUS:

trompeten (trompetenähnliche Laute hervorbringen)

trompetten

trompeten (Trompete spielen)

(op) de trompet blazen

2. trompeten ugs übtr:

trompeten (herum erzählen)

rondbazuinen

trompeten (schmettern)

schetteren

trompeten (schmettern)

uitbazuinen

er hat die Nachricht in alle Welt trompetet

hij heeft het nieuws overal rondgebazuind [o. uitgebazuind]

Trom·ˈpe·te <Trompete, Trompeten> [trɔmˈpeːtə] SUBST f

Trompete

trompet

in die Trompete stoßen

op de trompet blazen

in die Trompete stoßen

de trompet steken