Niederländisch » Deutsch

kraan·vo·gel <kraanvogel|s> [kranvoɣəl] SUBST m

trek·vo·gel <trekvogel|s> [trɛkfoɣəl] SUBST m (dier)

zwem·vo·gel <zwemvogel|s> [zwɛmvoɣəl] SUBST m

wa·ter·vo·gel <watervogel|s> [watərvoɣəl] SUBST m

ge·luks·vo·gel <geluksvogel|s> [ɣəlʏksfoɣəl] SUBST m

peu·len·schil <peulenschil|len> [pølə(n)sxɪl] SUBST f

2. peulenschil (schil van een peul):

Schote f

roof·vo·gel <roofvogel|s> [rofoɣəl] SUBST m

zang·vo·gel <zangvogel|s> [zɑŋvoɣəl] SUBST m

grijp·vo·gel <grijpvogel|s> [ɣrɛɪpfoɣəl] SUBST m

1. grijpvogel (griffioen):

Greif m

2. grijpvogel (hebzuchtig persoon):

Geizhals m abw
Geizkragen m abw
Knauser m abw ugs

hoofd·vo·gel [hoftfoɣəl] SUBST m geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski