Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Koerdse“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

koer·sen: Verb
koers: Nomen
koe·ren: Verb
koe·rier: Nomen
koest: Adjektiv und Adverb
koets: Nomen
koel·te: Nomen
koet·je: Nomen
koek·je: Nomen
Zweed·se: Nomen
koer: Nomen

Meintest du vielleicht: koers , koersen , koer , Zweedse , koekje , koetje , koelte , koets , koest , koerier und koeren

koer·sen <koerste, h./i. gekoerst> [kursə(n)] VERB intr

1. koersen (de koers richten):

Kurs nehmen auf +Akk

steuern auf +Akk

2. koersen SPORT:

koers¹ <koers|en> [kurs] SUBST f SPORT

Rennen nt

koe·ren <koerde, h. gekoerd> [kurə(n)] VERB intr

koe·rier <koerier|s> [kurir] SUBST m

1. koerier (renbode):

Kurier m

Eilbote m

Bote m

2. koerier (iem die goederen vervoert, smokkelt):

Kurier m

koest [kust] ADJ

hou jij je maar koest!

sei du bloß still!

zich koest houden

sich ruhig verhalten

koets <koets|en> [kuts] SUBST f

Kutsche f

de gouden koets

die Goldene Kutsche

koel·te [kultə] SUBST f geen Pl

1. koelte:

koelte (frisheid)

Kühle f

koelte (weer, ook)

Frische f

in de koelte van de avond

in der Abendkühle

2. koelte (onbewogenheid):

Kühle f

Kälte f

koet·je SUBST nt

koetje → koe

Siehe auch: koe

koe <koeien> [ku] SUBST f

1. koe (vrouwelijk rund):

koe

Kuh f

over koetjes en kalfjes praten übtr

über dieses und jenes reden

oude koeien uit de sloot halen übtr

alte Geschichten wieder aufrühren

men noemt geen koe bont, of er zit wel een vlekje aan Sprichw

es heißt keine Kuh Blümlein, sie habe denn ein Blesslein

men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt Sprichw

≈ auch ein blindes Huhn findet mal ein Korn

2. koe (runderen) Pl:

koe

Kühe Pl

koe

Rinder Pl

de koe bij de hoorns vatten übtr

den Stier bei den Hörnern packen

3. koe ugs:

koe (dom mens)

Rindvieh nt

koe (vrouw)

Kuh f

koe (man)

Ochse m

4. koe (wijfje van grote dieren):

koe

Kuh f

koek·je <koekje|s> [kukjə] SUBST nt

Keks m

iem een koekje van eigen deeg geven (met gelijke munt betalen)

es jdm mit gleicher Münze heimzahlen

Zweed·se <Zweedse|n> [zwetsə] SUBST f

Zweedse weibliche Form von Zweed

Siehe auch: Zweed

Zweed <Zweden> [zwet] SUBST m

Schwede m

koer <koer|en> [kur] SUBST m

1. koer belg (binnenplaats):

koer

Hof m

koer

2. koer belg (schoolplein):

koer

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski