Übersetzungen für „Sexleben“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

lel·le·bel <lellebel|len> [lɛləbɛl] SUBST f

lellebel

Schlampe f

spil·le·been¹ <spille|benen> [spɪləben] SUBST m (persoon)

spillebeen

storchbeinige Person f

eb·ben <ebde, h. geëbd> [ɛbə(n)] VERB unpers ww

ebben

ebben

het ebt morgen om half zeven

morgen um halb sieben ist Ebbe

heb·ben¹ <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VERB Aux (ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord)

hebben

haben

gelachen dat we hebben

wir haben vielleicht gelacht

hij had gezwommen

er war geschwommen

beet·heb·ben <had beet, h. beetgehad> [bethɛbə(n)] VERB trans

1. beethebben (vasthebben):

beethebben

(fest) haben

beethebben

im Griff haben

2. beethebben (voor de gek houden):

beethebben

hereinlegen

beethebben

zum Besten haben

3. beethebben:

beethebben (te pakken hebben)

weghaben

beethebben (begrijpen)

kapieren

hij heeft het flink beet übtr (verkouden, verliefd)

es hat ihn tüchtig erwischt

hij heeft beet (vissen)

er hat einen Fisch an der Angel

lief·heb·ben <had lief, h. liefgehad> [lifhɛbə(n)] VERB trans

liefhebben

lieben

liefhebben

lieb haben