Übersetzungen für „aussehend“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

hus·se·len VERB trans

husselen → hutselen

Siehe auch: hutselen

hut·se·len <hutselde, h. gehutseld> [hʏtsələ(n)] VERB trans

hutselen

mischen

hutselen

mengen

de gekookte aardappelen hutselen

die gekochten Kartoffeln mengen

dominostenen door elkaar hutselen

Dominosteine mischen

zaken door elkaar hutselen

Dinge durcheinanderbringen

af·wis·se·lend <afwisselende, afwisselender, afwisselendst> [ɑfwɪsələnt] ADJ

1. afwisselend (elkaar vervangend, opvolgend):

afwisselend

abwechselnd

2. afwisselend (gevarieerd):

afwisselend

abwechslungsreich

pas·send <passende, passender, passendst> [pɑsənt] ADJ

passend

passend

passend werk

angemessene Arbeit

tus·sen·in [tʏsə(n)ɪn] ADV

tussenin (zich bevinden)

zwischendrin

tussenin (komen; richting)

zwischendrein

daartussenin

dazwischen

er midden tussenin zijn

mittendrin sein

mous·se·ren <mousseerde, h. gemousseerd> [muserə(n)] VERB intr

mousseren

schäumen

de mousserende wijn

der Schaumwein

tus·sen·ding <tussending|en> [tʏsə(n)dɪŋ] SUBST nt

tussending

Mittelding nt

tussending

Zwischending nt